Hij was vergeten om de klok een uur vooruit te zetten en was daarom een kwartier te laat in plaats van drie kwartier te vroeg. Menno Wigman schreef een bijzonder boeiend dagboekachtig werk over zijn verblijf in Den Dolder: Het gesticht.
Een fragmentarisch boek waarin het gaat over zijn jeugd, zijn opvattingen over poëzie, poëzie die door patiënten in inrichtingen geschreven wordt, Gerrit Achterberg (die ook in Den Dolder zat), beroemde laatste woorden etc. etc. Juist die fragmentarische vorm vind ik boeiend omdat je als lezer gedwongen wordt zelf betekenis te geven aan de verschillende stukken tekst, zelf de verbanden te leggen.
Wigman onthulde ook het pseudoniem waaronder hij gedichten stuurde naar De Revisor.
'Mijn gelukkigste dag in 2003? Toen ik hoorde dat Ilja Leonard Pfeijffer een krampachtig modieus, opgeruimd onzinnig, zeg maar gerust volstrekt abject gedicht van mijn alter ego *** in zijn literaire tijdschrift De Revisor wilde plaatsen. Ook vorig jaar plaatste men weer zo'n heerlijk Astrid-Lampe-appel-bos-kutje-knol-drop-kapok-Pfeijffer-vlam-dram-pijpen-dochtgedicht.'
Zoek dus nu in de jaargangen 2003-2004 van De Revisor om achter het pseudoniem te komen.
(foto Giny Backers)
In de zaal zaten opvallend veel dichters: Anneke Claus, Tjitse Hofman, Rense Sinkgraven, Cornelis van der Wal. In het café De Wolthoorn kwam daar nog eens Willem Thies bij (die zich zorgen maakt over het poëziefonds van Uitgeverij 521, nu de uitgeverij naar de Dutch Media Groups verhuist).
Douwe van der Bijl demonstreerde hoe men jenever tot zich neemt, alleen maar om enig beeldrijm in mijn foto's te krijgen, omdat mijn vader op het feest van mijn zus ook al de lippen moest tuiten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten