Personages komen verhaal halen
Stel dat Walt Disney een boek had gemaakt waarin alle figuren die hij getekend heeft bij de oude meester langs komen. Donald Duck komt zeuren dat hij altijd halfbloot in een kinderblad verschijnt, Pluto maakt bezwaar tegen zijn domme karakter, enzovoort. Leuk idee. Paul Auster heeft met hetzelfde idee veel kritiek geoogst.
In Op reis in het scriptorium volgen we een dag uit het leven van de oude meneer Blanco. Hij is slecht ter been en lijdt aan geheugenverlies en bovendien zit hij min of meer gevangen in een kamertje zonder uitzicht. Om de seconde wordt een foto van de kamer gemaakt. Af en toe krijgt hij telefoontjes en zo nu en dan komt er iemand zijn kamer binnen om hem te helpen.
Van die mensen houdt meneer Blanco een lijstje bij. Anna, David Zimmer, Peter Stillman en James P. Flood, roepen bij de lezer herinneringen op. Het zijn namelijk personages uit het eerdere werk van Auster. Die boeken hoef je niet allemaal gelezen te hebben om de roman te kunnen begrijpen. Het wordt al snel duidelijk dat enkele personages meneer Blanco naar het leven staan en dat andere personages op de hand zijn van de schrijver. Vooral Anna is favoriet, alhoewel meneer Blanco zich schaamt dat hij haar in het verleden nare dingen heeft aangedaan. 'Dat hoeft helemaal niet. Weet u wat het is, meneer Blanco? Zonder u zou ik niemand zijn.'
Het moge duidelijk zijn: in meneer Blanco herkennen we de schrijver Paul Auster die tussen zijn eigen schepping is terechtgekomen. Dat is niet nieuw, want al in zijn eerste werk, De New York-trilogie, kwam een figuur voor die Auster heette en schrijver was.
Maar het wordt complexer. Bij wijze van therapie moet meneer Blanco een half manuscript dat op zijn tafel ligt lezen en proberen af te maken. Dat verhaal (een verkapte vorm van kritiek op het buitenlands beleid van de regering Bush) kent weer een hoofdpersoon. John Trause. Op de vraag of hij die man kent antwoordt meneer Blanco: 'Trause hm misschien wel. Hij schreef romans, nietwaar?' En met dat anagram worden de intertekstuele verwijzingen nog verder uitgebreid.
Brooklyn-dwaasheid, de vorige roman van Auster, was een redelijk normale psychologische roman. In deze korte roman ontbreekt die laag en is alles ondergeschikt gemaakt aan het literaire spel. Ingenieus opgezet, maar meer bedoeld voor mensen die houden van een constructie in plaats van een goed verhaal.
COEN PEPPELENBOS
PAUL AUSTER: Op reis in het scriptorium. Vertaald door Ton Heuvelmans. De Arbeiderspers, Amsterdam, 148 blz. € 17,95.
Eerder verschenen in de Leeuwarder Courant, 24 november 2006
8 opmerkingen:
Rare conclusie: je vraagt je nergens af wat Auster beoogt met zijn constructie, wat zégt hij met het verhaal waarin de schrijver met zijn personages wordt geconfronteerd? Pas als die vraag is beantwoord kun je m.i. beginnen aan een oordeel.
Wat een schrijver beoogt is altijd vrij lastig te beoordelen. In dit boek (en dat staat op het einde van de recensie) denk ik dat het niet meer is dan een literair spel met de lezer. Daarmee geeft hij een statement over zijn schrijverschap, waarin het spel tussen realiteit en fictie altijd een belangrijke rol heeft gespeeld.
Akkoord, maar dat spel heeft, óók in Travels in the Scriptorium, consequenties, voor zowel de werkelijkheid als de fictie. Dáár wil Auster iets over zeggen, het is naar mijn overtuiging geen spel om het spel.
De enige consequentie van dit spel, want dat blijft het door die vrij eendimensionale personages, is dat Auster zijn poëtica nog eens benadrukt (en dat is overigens niet geschikt om uit te leggen in een krantenartikel van maximaal 400 woorden). De poëtica die ik eruit haal (vooral als je het einde leest) is voornamelijk autonomistisch. Wat ik aan zijn voorgaande boek aantrekkelijk vond is dat hij een beetje uit die poëtica trad door meer realistische elementen op te nemen in zijn roman.
'Op reis' sluit veel meer aan bij zijn eerste boeken, de New York-trilogie. Die vond ik overigens erg goed. Het spannende, vernieuwende van die eerste boeken is er een beetje af in het laatste boek.
Dat probeer ik in de laatste alinea te zeggen, maar dan in minder woorden.
Ja, maar ik bedoel: die poëtica staat niet op zichzelf. Die zegt iets over werkelijkheid en fictie. Dat is inderdaad lastig te vatten in een korte recensie, maar dat mag geen reden zijn het achterwege te laten, want dát is waar het boek over gaat. Je doet nu m.i. in je te beknopte slotconclusie het boek tekort. Verder vind ik het overigens een prima bespreking.
Volgens mij praten we wat langs elkaar heen, want als ik zeg dat hij een autonomistische poëtica aanhangt, dan zegt dat van alles over fictie en werkelijkheid.
Maar misschien zie ik het verkeerd. Wat wil hij volgens jou dan met dit boek?
Ha, maar dat is niet zomaar te zeggen in een logreactie ;-). Volgens mij is die poëtica niet zo autonomistisch maar ik kan me daar natuurlijk ook best in vergissen. Is prima zo, ik heb mijn punt gemaakt en jij het jouwe en of een van ons daar iets mee is opgeschoten - wat maakt het eigenlijk uit? Alle goeds.
Oké. Alhoewel jouw punt nog niet helemaal helder is: ik bedoel, wat jij denkt dat Auster beoogt. En daarom was het je toch begonnen.
Evengoed alle goeds terug.
Een reactie posten