Met een oude Batavus over de bergen
Een van de merkwaardigste reisboeken die ik ken, is geschreven door Julio Cortázar en zijn vrouw, de fotografe Carol Dunlop: De autonauten van de kosmosnelweg. De twee leggen de afstand Parijs-Marseille af met een Volkswagenbusje. Ze hebben alleen besloten om op elke parkeerplaats langs de weg te overnachten. Ze doen er drieëndertig dagen over en beschrijven elke parkeerplaats alsof ze expeditieleden zijn die het nieuwe land en de daarbij behorende gebruiken in kaart moeten brengen. Een vreemd, blijmoedig boek met een wrange nasmaak omdat Dunlop overleed aan een ernstige ziekte (het zal wel weer kanker zijn) bij de daadwerkelijke afronding van het boek.
Godzijdank is er geen sprake van ziekte bij de afronding van De filosofie van de heuvel van Ilja Leonard Pfeijffer en fotografe Gelya Bogatishcheva, maar het lezen van dat boek is net zo avontuurlijk en opwindend. Pfeijffer en zijn Russische vriendin Gelya (die hij geen vriendin mag noemen) besluiten namelijk opeens zonder voorbereiding naar Rome te fietsen. Het idee komt van de wispelturige Gelya en Pfeijffer laat zich meeslepen door haar enthousiasme. En zo vertrekken ze licht bepakt uit Leiden om eenenveertig dagen later in Rome aan te komen. Gelya heeft een sportief leven geleid en rijdt op een gele mountainbike, de ietwat gezette dichter denkt de tocht te kunnen maken op een oude Batavus racefiets.
De lichtelijk krankzinnige tocht door afgelegen streken, over heuvels en bergen, met hevige regenbuien en bloedhete zomerdagen, met stukken over de snelweg en met aanvallen van wilde zwijnen wordt door Pfeijffer met milde ironie beschreven. De dichter probeert bij elke fysieke uitdaging filosofieën te bedenken om de prestatie maar te kunnen vervolmaken. Ook psychisch is het een uitputtingslag en hij kan zich maar het beste vasthouden aan het adagium van Gelya ‘prosta tak’: alles wat belang is gebeurt gewoon zo. Een ‘flodderfilosofie’ noemt hij het nog op de eerste bladzijde van de reisbeschrijving, maar later blijkt dat die filosofie meer waard is dan elke filosofie van hemzelf.
Wat me aangenaam verraste was de nieuwe toon die uit dit boek sprak. Wie eerdere romans van Pfeijffer gelezen heeft, weet dat de schrijver houdt van bizarre taalcontructies en prachtige formuleringen, maar zichzelf niet blootgeeft. In dit boek is dat anders: de dichter toont zich naakt en beschrijft met ironie, maar oprecht zijn gevoelens. Woede, wanhoop, tederheid, verliefdheid en geluk, zonder in clichés te vervallen. Alle maskers zijn afgelegd, de nadruk ligt niet meer louter op de taal en dat maakt De filosofie van de heuvel tot een heerlijke leeservaring.
Als Cortázar en Dunlop Marseille bereiken dan maakt zich een lichte beklemming van hen meester: ‘Een zege die werd bewolkt door tranen die wij droogden in een café’. Ook Pfeijffer houdt het niet droog als hij achter Gelya Rome binnenrijdt en de schrijvers trekken dezelfde conclusie over het doel van de reis, dat van veel minder belang is dan de reis zelf. ‘De reis op de fiets naar Rome is achteraf een reis gebleken naar een nieuw leven,’ zegt Pfeijffer en als je het boek uit hebt weet je dat de dichter niet terug kan naar zijn gewone leventje in Leiden. Ik zou mezelf en anderen een Gelya willen toewensen.
Coen Peppelenbos
Ilja Leonard Pfeijffer (tekst) & Gelya Bogatishcheva (foto’s) – De filosofie van de heuvel. De Arbeiderspers, Amsterdam, 208 blz. €18,95.
Ook verschenen op Literair Nederland, 26 september 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten