De ochtend na de presentatie van Het geheugen van Herman Blauw was schrijver Ronald Ohlsen al weer op pad.
'Ben je aan het controleren of je wel goed ligt?' vroeg ik.
'Nee, op vrijdag heb ik altijd vrij en dan neus ik bij de boekhandels,' zei Ronald. 'Maar nu ik hier toch ben.'
We gingen op zoek en al snel vonden we de tafel waar de nieuwe roman van Ronald lag.
Je kon een beetje moeilijk bij de boeken komen omdat de uitstaltafels een beetje verschoven waren voor de komst van een buslading schrijvers. Bovendien stond aan de kopse kant Robert Prummel van de Stadspartij, die partij die overal tegen is.
Ronald ontdekte dat hij naast Jean Pierre Rawie lag en dat vond hij wel een goede buurman. Prummel had overigens geen interesse voor de derde roman van Ohlsen. Hij had een boek van Otto Eerelman in de hand en hij wilde van Ilona Duits van Polare weten wat hij tegen zijn echtgenoot moest zeggen om dit boek het huis in te krijgen, want het huis stond al zo vol.
Vervelende vraag. Ik zou zeggen: 'Neem een andere echtgenoot.'
Het is bovendien zo'n vraag die vooral bedoeld is om jezelf te positioneren: ik heb een echtgenoot en ik heb heel veel boeken die ik allemaal gelezen heb.
Ronald hoefde zich overigens helemaal geen zorgen te maken. Zijn boek lag op drie stapeltjes bij Polare. Voor iedere koper met of zonder echtgenoot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten