hij hem

hij hem
Nu in de winkel

woensdag 15 juli 2009

Bilderdijk helpt minister Klink


Stuitte toevallig bij het struinen door de nieuwe gedigitaliseerde uitgaven van het DBNL op een anti-rookgedicht van Willem Bilderdijk. Bilderdijk kust liever een lam dan een mens die rookt.

Andwoord op de onnoozele vraag.

Indien ik dartlend langs de weide
Mijn troetellam een kus mocht biên,
Wat laat ge u voorstaan, Onbescheide,
Alsof u onrecht zou geschiên?
Of moest me uw schoorsteenmuil verlokken,
Van eindeloozen rook doortrokken,
Waar tand en lippen zwart van zien.

Zou ooit mijn mond een mond genaken
Die vol van 't vuil tabaksroet zat?
Mijn wang de goorbemorste kaken,
Van 't walglijk snuiven steeds beklad?
Neen, wilt ge stank en mistgeur aâmen,
Blijft, Heertjens, in uw zwijnstal samen,
Of - kust een ezel achter 't g..!

Mijn schaapjen riekt naar frissche kruiden,
En niet naar drekzout dat gy 't weet.
Ga dit aan uws gelijk' beduiden,
En wien het lief moog zijn of leed.
Licht kuste ik nog een schoorsteenveger,
Of daglichtschuwen drekknil-leeger,
Maar nooit den schoorsteen of 't sekreet.


Het kussen en het roken, dat gaat niet samen. Dat blijkt ook wel uit het lange antirookgedicht 't Nicotiaansche kruid van Bilderdijk, hieronder volgt een fragmentje.
Hoe durft ge, ô schoorsteenpijp met dorgeschroeide lippen
Op 's lieven meisjens wang den vuilen waas doen glippen?
Of hoe, gy snuiver, durft ge uw adem, even frisch,
Uw mond die nooit geheel van snuifsmet zuiver is,
Uw huid, gelijk uw kleed doortrokken van die geuren,
Den lieven maagdenkus vol balsem waardig keuren?


Het gedicht begon al niet lekker voor de rokers. Minister Klink, gisteren nog op bezoek bij het rookcafé De Kachel, zal driftig knikkend de eerste regels kunnen onderschrijven al rookt hij zelf ook wel eens.
Weg met dat stinkend stof! weg met die vuile dampen,
De lucht en 't heldre licht van tafeltoorts en lampen
Verduistrend, d'ademtocht verstikkend, en vergift
Voor borst en ingewand! Wat razerny van drift
Kon zoo het menschenras van zelfbesef berooven,
Om dus zich 't leven in den boezem uit te doven?
En, Hemel, alles is aan deze dolheid vast,
En gaat op prikklingstank en walgingrook te gast!
Euroop, wat zijt ge dwaas! - Van waar toch dit gelusten
Naar 't onkruid, naar 't vergif van Oost- en Westerkusten?
Is 't wonder, daar ge alom en ziekte en gift vergaârt,
Dat lichaamsplaag aan plaag 't verzwakt gestel bezwaart?

Geen opmerkingen: