Geachte aanwezigen,
Arthur Japin heb ik voor het eerst ontmoet in 1998 of 1999. De precieze dag weet ik niet meer, want ik houd geen dagboek bij. De zwarte met het witte hart was net uit en net begonnen aan de triomftocht die Arthur over de hele wereld zou voeren. Het interview vond plaats in Westerbork. In de zaal zaten meer dan honderd vrouwen. Toen al. Het gesprek ging gemakkelijk. Er was, denk ik, echt contact. Na afloop wilde ik de schrijver ten afscheid zoenen, maar ik zag er maar vanaf. In plaats daarvan gaf ik hem een Tzum, met de vraag of hij een keer de rubriek 'Het Schetsboek' wilde vullen. In vliegende haast vertrok hij naar de trein. Ik en de mensen van de organisatie om me heen wisten dat we een bijzondere avond hadden meegemaakt, maar we konden niet benoemen waar het aan lag.
Op de lange terugweg naar Groningen deelde ik aan twee vriendinnen Drentse turfjes uit, truffelachtige chocolaatjes die ik van de organisatie had gekregen. Lekker en knapperig, maar mij net iets te wee.
Twee dagen later kreeg ik een mailtje van Arthur. Of ik die turfjes al had gegeten. Hij was er een beetje misselijk van geworden en toen hij opnieuw in het zakje keek, begreep hij waarom: er kropen maden in rond.
Bij ons was het zakje leeg gegeten tijdens de autorit.
Zou zo'n anekdote nu ook opgeschreven kunnen zijn door Arthur Japin? Ik waag het te betwijfelen. Misschien heeft hij er wel melding van gemaakt in zijn dagboek, maar om dit nu te publiceren? Gelukkig voor Tzum bleef het niet bij die turfjes-mail. Arthur schreef een Schetsboek en vond het genre zo leuk dat hij vaste medewerker van ons kleine literaire blad werd met zijn eigen rubriek 'Carte blanche'. Grote stukken die in Tzum stonden, zijn nu terug te vinden in dit boek. Ik ben een beetje jaloers op dat boek. Ik had het zelf wel willen uitgeven. Niet omdat Arthur Japin inmiddels een grote naam is geworden, wereldwijd, maar omdat ik deze dagboekfragmenten, samen met zijn verhalen, tot zijn beste werk vind horen.
Ik vind literatuur het interessants op het moment dat het persoonlijke leven van de schrijver het fictieve product (boek, gedicht, film etc.) raakt. In mijn 'poëtica' is dat het schimmige argument van de authenticiteit of de echtheid achter het verhaal. Onmeetbaar en daarom redelijk onwetenschappelijk, maar bij mij vaak wel de belangrijkste reden om een boek te waarderen. Bij de schrijver Japin kom je dan volledig aan je trekken, want hij is Kwasi, hij is Lemmy, Lucia, Granny. Het dagboek geeft je inzicht in het wordingsproces van de romans. Uitspraken die Arthur doet over zijn persoonlijke leven zie je later, soms jaren later terugkeren in zijn romans. De tweede notitie in Zoals dat gaat met wonderen stamt uit januari 2000 en gaat over een mier.
Een mier loopt over de tegels van een keuken. Hij rolt een broodkruimel voort. Een vrouw vult een emmer. Ze pakt een schrobber en giet het water uit over de vloer. De mier ziet de vloedgolf op zich af komen.
Niets is erger dan iets anders.
Zeven jaar later zien we die mier weer opduiken in de roman De overgave. Dan worstelt de mier in een plas bloed en Granny kan op dat moment alleen maar overleven door haar aandacht te houden bij dit hele kleine leven.
Een andere reden om van de dagboeknotities van Arthur te houden is dat er zoveel in gebeurt. Ik heb veel dagboeken gelezen en heus ik houd ook van die dagboeken waarin de schrijver om twaalf uur ontwaakt, een beschrijving geeft van zijn ontbijt, de moeilijke stoelgang en de hoeveelheid sigaretten en drank die hij gedurende dag consumeert, maar nog liever heb ik dan Japin die in Afrika en Amerika en Indonesië en god weet waar rondreist, mensen ontmoet, terecht komt in de meest vreselijke omstandigheden: vliegtuigen die getroffen worden door de bliksem; in een auto rondrijdend in Texas waar zo'n noodweer heerst dat het tot rampgebied verklaard wordt; in de Oekraïne toevallig de vergeten moeder van Poetin ontmoeten etc. etc. etc. Je vraagt je af waar hij de tijd vandaan haalt om boeken te schrijven. Voor mij hoeft hij dat ook niet meer te doen. Ga de rest van je leven rondreizen en beschrijf die reizen. Heerlijke lectuur.
Arthur Japin is een moralist. Hij wil zijn publiek een les leren. En dat is dan ook nog vaak een positieve les. Dat is dubbel fout in de ogen van de moderne literatuurcriticus. De lezer moet zelf immers maar de lessen trekken en zelf een moreel standpunt innemen. In het begin stuurde ik wel af en toe een opmerking van die strekking naar Arthur. Of die zin en die zin niet geschrapt konden worden. Later ben ik ermee opgehouden. Arthur Japin had carte blanche, dan moet je hem dus niet iets gaan verbieden. Daarnaast begon ik me steeds meer af te vragen waarom ik ertegen was. Vooral, vermoed ik, omdat andere mensen ertegen waren. De schrijver heeft in onze samenleving al lang niet meer een positie waarin hij 'wijze' dingen mag en kan zeggen. Van dat podium is hij allang naar beneden getrokken. In die zin is Japin een ouderwetse schrijver gebleven. Hij heeft nog steeds maatschappelijke overtuigingen en politieke voorkeuren en hij deelt ze ook nog. Zo zie we zijn minachting voor het gedrag van oud-minister Herfskens die op bezoek is in Afrika en totaal geen belangstelling toont voor haar gastheren. Zo merken we dat Japin woedend wordt op al te gemakkelijke opinies na 9/11 en zelfs een regelrechte afkeer heeft van het 'recht op kwetsen' dat wordt opgeëist na de dood van Theo van Gogh. En in die minachting, woede en afkeer herken je vaak de motieven die (vaak) direct herleidbaar zijn uit zijn jeugd. Ik vind het wel prettig dat iemand tegengas geeft op het moment dat iedereen roept dat kwetsen mag. Moralistisch? Heel goed. Wel meer schrijvers zouden zich mogen uitspreken over politieke kwesties.
Ben ik al over mijn tijd heen? Maar ik wil juist nog iets zeggen over de opbouw van het boek. Die vind ik ook uitgekiend. In interviews heeft Japin gezegd dat hij veel meer materiaal heeft dan hij nu publiceert. Ik weet dat een beetje vanaf de zijlijn. In sommige jaren zie ik ook wat hij weglaat. Hopelijk wordt ook dat nog eens gepubliceerd, want het dagboek zoals het er nu ligt, is me veel te dun, als ik nog wat kritiek mag spuien. Hans Warren had er wel vijf boeken uit gesleept en zo heel veel gebeurde er nu ook weer niet in diens leven.
Wat ik knap vind aan het dagboek van Arthur is dat hij ernst en luim met elkaar in evenwicht brengt. Over die ernst is wel genoeg gezegd: die vind je in zijn stukken over zijn schrijverschap, de politiek en zijn jeugd. Onderbelicht zijn de komische kanten van het dagboek. Ik kan erg lachen om passages als deze:
Zomaar een formule voor geluk.
'Ik heb zo'n diep melancholiek zondagavondgevoel,' verzucht ik.
'Ik ook,' beaamt Ben, 'zo'n akelig zondagavondgevoel.'
'Het is dinsdagmiddag,' zegt Lex.
Zoals dat gaat met wonderen staat vol met wonderen en passages vol zelfrelativering. Als hoofdredacteur en als gewone lezer beveel ik dit boek iedereen aan: het is prachtig, ontroerend en humoristisch. Arthur Japin is ook de enige schrijver die veel reacties oproept bij de lezers van het blad. Dat is vooral het geval op de momenten dat hij een aflevering overslaat. Dan krijgen we mailtjes dat ze Japin missen. Dat zegt genoeg, lijkt me.
(Buiging / af)
1 opmerking:
Kan ik voor je opzoeken, de datum van eerste ontmoeting.
Eeen van de turfjeseters
Een reactie posten