Intellectuele vrienden met dezelfde passies
Vorig jaar verscheen de briefwisseling Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel tussen Willem Frederik Hermans en Gerard Reve. Een briefwisseling waar reikhalzend naar uitgekeken werd omdat het twee van de grootste naoorlogse schrijvers elkaar troffen. Het boek viel een beetje tegen omdat na een aanvankelijk vriendschappelijk begin Hermans niets meer van Reve moest hebben toen hij zich bekeerde tot de rooms-katholieke kerk en zich van schandaal naar schandaal sleepte. Ondanks enkele pogingen van Reve om briefwisseling op gang te houden bleef Hermans afhoudend en afwijzend.
In Machines en emoties is er sprake van een totaal andere Hermans omdat hij in Rudy Kousbroek, die dan met zijn vrouw Ethel Portnoy in Parijs woont, een geestverwant ontdekt. Beiden hebben een voorkeur voor auto’s en typemachines, kennen het werk van Céline en Wittgenstein. Al snel zijn de mannen bevriend. Ze telefoneren ook met elkaar, ze gaan bij elkaar logeren, ze bezoeken samen tentoonstellingen en ze laten ook hun kinderen bij elkaar logeren. Tussen de brieven over technische en filosofische zaken en de plannenmakerij om samen een boek te schrijven (dat er nooit is gekomen), staan met onderkoelde humor geschreven brieven van Ethel Portnoy. Zo vertelt ze met enige afschuw over haar verblijf in het ziekenhuis na haar bevalling en de problemen die ze heeft met borstvoeding. ‘The result was a weirdly arche-typical scene this morning, when he started to cough + choke and I stopped him + looked and then said “Vampire, son of vampire!” It was like something in a surrealist dream.’
Het beeld dat er uit dit boek opdoemt van Rudy Kousbroek is niet al te positief te noemen. Dat komt vooral door hem zelf. In bijna elke brief staat een excuus omdat hij te laat reageert, hij het te druk heeft, hij iets nog moet opzoeken, maar niet weet waar het precies ligt. Dat gaat maar door en door. ‘Mijn voornemen om eerst het machinestuk af te maken voor ik je zou schrijven heeft tot dusver geen ander gevolg dan dat ik je niet schrijf. (…) Ik had nog een heleboel te schrijven, ik zal eens een dag er voor uittrekken en uitvoerig antwoorden op de verschillende vragen die je me in diverse brieven hebt gesteld en de commentaren geven die verschillende dingen die je schreef in mij hebben opgeroepen, over literaire onderwerpen voornamelijk.’ (17 november 1965) Daarna volgt inderdaad een lange brief, waarop Hermans ook antwoordt met een lange brief en die zorgt voor veel intellectuele opwinding in huize Kousbroek. Maar die is niet van lange duur: ‘Daarna zak ik weer langzaam naar mijn gewone niveau terug waarin ik zelfs tegen het schrijven van een simpele brief opzie als tegen een huis.’ (15 december 1965) In 1966 krijgt hij Nooit meer slapen te lezen. In een brief laat hij Hermans weten later nog in detail te zullen berichten wat hij ervan vindt. Voorlopig volstaat hij met een opmerking over een drukfout. ‘Ik vond een drukfout, zoals ik aan Emmy al vertelde. Ik dacht dat ik hem dadelijk terug zou vinden maar dat viel tegen. Het is, heb ik in mijn hoofd, een au in plaats van een ou, onderaan een recto pagina, tegen het eind.’ Hermans reageert met een sarcastisch ansichtkaartje: ‘Ik ga een tweede deel maken bij Nooit meer slapen: Alfred geeft het eerste deel ter lezing aan zijn vriend en deze, na 6 weken studie, bericht er niets anders over dan dat er 1 drukfout in staat.’
De sfeer tussen de mannen blijft echter goed. Dat verandert als eind jaren zestig Hermans Kousbroek meesleept in een van zijn vele vetes. Kousbroek moet dan van zich afbijten om zijn zelfstandige positie te behouden. Het duurt dan wat langer voordat ze pen weer opnemen. De vertrouwdheid lijkt een beetje weg. Uiteindelijk komt er een nieuw conflict rond de polemiek die Hermans met Renate Rubinstein voerde over de kwestie Weinreb. Kousbroek kiest niet echt positie, Hermans maakt een foute grap over het kampverleden van Kousbroeks vader en de vriendschap is in 1971 voorbij. In een interview dat bezorger Willem Otterspeer achterin het boek heeft opgenomen, zegt Kousbroek dat hij nog wel eens terugverlangt naar het verleden. Hij mist: ‘Zijn geest. Zijn kennis, zijn belezenheid. Ik bewonderde zijn energie, zijn vasthoudendheid.’ Je krijgt wat medelijden met Hermans. Hij had al niet veel vrienden en nu is hij zelfs de vriend kwijt die zijn passies deelde. Voor mensen die vorig jaar een beetje teleurgesteld waren in de briefwisseling met Reve: dit deel is zeer de moeite waard.
Coen Peppelenbos
Willem Frederik Hermans, Rudy Kousbroek en Ethel Portnoy – Machines en emoties. De Bezige Bij, Amsterdam, 416 blz., €27,50
Verscheen ook op Literair Nederland, 5 juli 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten