Waardering
Na deze zomervakantie ben ik hard aan vakantie toe. Ik zat twee weken in Den Haag om mijn eigen roman te redigeren, maar in de tussentijd schreef ik ook nog recensies, rapporten voor het Letterenfonds, columns en hield ik een literair weblog bij. En af en toe was het ook wel fijn om iets te lezen. Om een uur of vier fietste ik naar het strand om in de zee te springen en een uur weg te doezelen in de late middagzon. Zo liep ik op een zaterdag naar een plekje vlakbij het water toen ik vanuit het niets voorover in het zand viel. 'Heeft u niets bezeerd?' vroeg een naakte jongeman die op me af kwam lopen. Ik was over zijn vliegertouw gestruikeld. Vijftiger geveld aan zee. Even later lag ik vol zelfbeklag en met uitgestelde schaamte op mijn handdoek.
Vorig jaar had ik de eerste versie van mijn boek af en stuurde ik een mail naar De Arbeiderspers, die ook mijn roman Victorie had uitgegeven, om te vragen of ze het wilden lezen. Het antwoord van Peter Nijssen, de baas van de uitgeverij, was nogal hard in zijn eenvoud: nee, ze wilden het manuscript niet lezen. Victorie had niet aan de verwachtingen voldaan: er zijn er zo'n vijftienhonderd van verkocht, de helft van de oplage. Duizend exemplaren zijn er vernietigd en vijfhonderd exemplaren heb ik voor een dumpprijs opgekocht en die zijn allemaal via boekhandel Van der Velde verkocht. 'De huidige markt straft alles wat je verkeerd of niet goed genoeg hebt gedaan af. Het zal niet of nauwelijks worden ingekocht. Daarom moeten we het niet doen, en dan vooral ook om jou en ons een nieuwe frustratie te besparen,' mailde Nijssen me.
Ik liet het manuscript liggen, maar voor de zomervakantie stuurde ik tien bladzijden naar twee andere uitgeverijen. Binnen een week kreeg ik van beide uitgeverijen te horen dat ze meer wilden lezen. Alleen al het feit dat ze de bladzijden gelezen hadden, was genoeg om me weer zelfvertrouwen te geven. Of ze het boek ooit zullen uitgeven is de vraag. Dat je gezien wordt, is vooralsnog voldoende.
Deze kroniek verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 22 augustus 2015.
zondag 23 augustus 2015
woensdag 19 augustus 2015
Waarom is Jimmy Fallon niet leuk?

Hoe vaak in je leven lach je zo hard, dat je met je hand op tafel slaat van de pret, jezelf dubbelvouwend van de lachstuip. Jimmy Fallon elke dag.
Jimmy Fallon, host van The Tonight Show, is zeer succesvol met zijn show. In het begin zag ik nog wel eens een clip voorbijkomen waar ik om lachen kon, maar hoe vaker ik de show zag, hoe groter de ergernis werden. Zijn show is een parade aan beroemdheden die hun nieuwste film of tv-serie aanprijzen. Daar leven die talkshows op. Als je een beetje een volger bent, dan zie je binnen een week een ster bij Jimmy Fallon, Jimmy Kimmel, Conan O'Brien (die het vaak met de leftovers moet doen) en Late Night nog een keer bij Seth Meyers. Deed Jon Stewart nog wel eens een poging tot gesprek en kon je aan David Letterman zien dat hij geen idee had waarover de film ging en liever met een journalist of politicus sprak, bij Jimmy Fallon is het elke avond lachen, gieren, brullen. En om het vooral leuk te houden lacht de gastheer zelf continu om alles wat de gast zegt, al is het verre van grappig. Als je er op gaat letten dan is het niet een aanstekelijke lach maar een aanstellerige lach. De gesprekken gaan nergens meer over, iedereen is geweldig, iedereen doet mee aan spelletjes die je vroeger alleen in kinderprogramma's zag en iedereen is dolkomisch en meestal wordt in woorden nog gezegd dat de gast zo grappig is als ondersteuning van wat wij al zagen: een host die alweer plat van het lachen over de desk hangt. The Tonight Show is een gladde show van een acteur die verdomd goed kan spelen dat hij een talkshow heeft.
Let er maar eens op of bekijk deze compilaties. Allereerst: Jimmy Fallon lacht en klapt.
dinsdag 18 augustus 2015
Kroniek Leeuwarder Courant: Leeslijst
Leeslijst
Volgende week verschijnt bij uitgeverij Vantilt De leeslijst. Een lijst van 222 boeken gekozen door de wetenschappers Nina Geerdink, Jos Joosten en Johan Oosterman, van de Middeleeuwen tot nu, waarbij nummer 222 De leeslijst zelf is. Over de eerste eeuwen zal geen discussie ontstaan. Interessanter is de keuze voor de titels van de laatste tientallen jaren. Als ik bij de jaren tachtig begin en tien boeken zou moeten nomineren, dan komen deze boeken er zeker op: Hugo Claus – Het verdriet van België, Frans Kellendonk – Mystiek Lichaam, Ronald Giphart – Giph, Rascha Peper – Russisch blauw, Doeschka Meijsing – Over de liefde, Arnon Grunberg – Tirza, Erwin Mortier – Godenslaap, Tommy Wieringa – Joe Speedboot, Tom Lanoye - Sprakeloos en Ilja Leonard Pfeijffer – La Superba. Als ik mijn lijst vergelijk met die van De leeslijst dan komen slechts drie boektitels overeen. Twee schrijvers uit mijn rijtje komen zelfs helemaal niet voor op hun nieuwe canon. Wat ook opvalt is het grote aantal mannen op mijn lijst (en ik kan vast verklappen dat ook De leeslijst geen uitzondering is op de regel).
Twee weken geleden maakte ik voor Tzum samen met schrijvers Anton Brand, Doeke Sijens en boekhandelaar Bart Temme, ter gelegenheid van Gay Pride een top 100 van homoboeken. Aangezien het mannelijke homo’s betrof was het wederom een hengstenbal aan schrijvers. De pagina werd duizenden keren bekeken en we kregen nuttige aanvullingen voor volgend jaar (‘Waarom staat Michael Cunningham er niet op?’). Vreemd genoeg heeft nog geen enkel gay medium er tot nu toe melding van gemaakt, druk als ze zijn met het privéleven van soapsterren, de selfies van modellen, hotte datingtips en te gekke YouTube-filmpjes.
Het maken van lijstjes is een aardige bezigheid, tegelijkertijd hoop ik dat onze homoboeken top 100 van enig nut is voor jongens en mannen die de gayliteratuur willen ontdekken. Ik kwam in de jaren tachtig op het spoor van tientallen homoromans en dichtbundels dankzij een boekje van Hans Hafkamp en Maurice van Lieshout. Die literatuur ben ik in de jaren erna gaan lenen van de bibliotheek, soms met lichte huiver omdat je nog langs boosaardige bibliotheekmedewerksters moest die je boeken afstempelden. Het boekje van Hafkamp was getiteld: De leeslijst.
Deze kroniek verscheen eerder in de Leeuwarder Courant van 15 augustus.
Volgende week verschijnt bij uitgeverij Vantilt De leeslijst. Een lijst van 222 boeken gekozen door de wetenschappers Nina Geerdink, Jos Joosten en Johan Oosterman, van de Middeleeuwen tot nu, waarbij nummer 222 De leeslijst zelf is. Over de eerste eeuwen zal geen discussie ontstaan. Interessanter is de keuze voor de titels van de laatste tientallen jaren. Als ik bij de jaren tachtig begin en tien boeken zou moeten nomineren, dan komen deze boeken er zeker op: Hugo Claus – Het verdriet van België, Frans Kellendonk – Mystiek Lichaam, Ronald Giphart – Giph, Rascha Peper – Russisch blauw, Doeschka Meijsing – Over de liefde, Arnon Grunberg – Tirza, Erwin Mortier – Godenslaap, Tommy Wieringa – Joe Speedboot, Tom Lanoye - Sprakeloos en Ilja Leonard Pfeijffer – La Superba. Als ik mijn lijst vergelijk met die van De leeslijst dan komen slechts drie boektitels overeen. Twee schrijvers uit mijn rijtje komen zelfs helemaal niet voor op hun nieuwe canon. Wat ook opvalt is het grote aantal mannen op mijn lijst (en ik kan vast verklappen dat ook De leeslijst geen uitzondering is op de regel).
Twee weken geleden maakte ik voor Tzum samen met schrijvers Anton Brand, Doeke Sijens en boekhandelaar Bart Temme, ter gelegenheid van Gay Pride een top 100 van homoboeken. Aangezien het mannelijke homo’s betrof was het wederom een hengstenbal aan schrijvers. De pagina werd duizenden keren bekeken en we kregen nuttige aanvullingen voor volgend jaar (‘Waarom staat Michael Cunningham er niet op?’). Vreemd genoeg heeft nog geen enkel gay medium er tot nu toe melding van gemaakt, druk als ze zijn met het privéleven van soapsterren, de selfies van modellen, hotte datingtips en te gekke YouTube-filmpjes.
Het maken van lijstjes is een aardige bezigheid, tegelijkertijd hoop ik dat onze homoboeken top 100 van enig nut is voor jongens en mannen die de gayliteratuur willen ontdekken. Ik kwam in de jaren tachtig op het spoor van tientallen homoromans en dichtbundels dankzij een boekje van Hans Hafkamp en Maurice van Lieshout. Die literatuur ben ik in de jaren erna gaan lenen van de bibliotheek, soms met lichte huiver omdat je nog langs boosaardige bibliotheekmedewerksters moest die je boeken afstempelden. Het boekje van Hafkamp was getiteld: De leeslijst.
Deze kroniek verscheen eerder in de Leeuwarder Courant van 15 augustus.
vrijdag 14 augustus 2015
Kroniek Leeuwarder Courant: Minder
Minder
Schrijver en dichter Huub Beurskens maakte zich op Facebook boos om de lengte van de zomerrecensies in de Volkskrant: ‘een boek van 248 pagina's over de poëzie van Faverey wordt 'besproken' in 151 woorden en krijgt dan 3 van de 5 sterren. Een poëziebundel moet het stellen met 148 woorden.’ Dan doen wij het met gemiddeld 400 woorden per recensie nog niet zo slecht. In 1990 mocht recensent Gerrit Jan Zwier voor een recensie van Hoffman’s honger van Leon de Winter nog 1000 woorden gebruiken. In 1960 bespreekt Anne Wadman De ziener van Simon Vestdijk in deze krant in 2500 woorden. Het opmerkelijke is dat het internet, dat toch een vluchtig medium heet te zijn, die rol van de kritiek gaat overnemen. Daar zie je steeds meer longreads en uitgebreide recensies waarvoor op papier geen plek meer is.
Het CBS maakte bekend dat het boekenbezit van de gezamenlijke bibliotheken gedaald is tot het niveau van 1977: in 2013 bezaten de bibliotheken 24.837.000 boeken en in 1977 24.087.000. Begin jaren negentig zaten er nog 42 miljoen boeken in de totale collectie maar dankzij de bezuinigingen is het aantal bibliotheken verminderd. Nog even en het complete boekenbezit is binnen 25 jaar gehalveerd. In al die jaren zijn ook tienduizenden boeken gedigitaliseerd, kijk maar eens naar de rijke collectie op DBNL. Dat was een van de redenen waarom bij ons op de NHL Hogeschool containers vol boeken bij het oud papier zijn gesodemieterd, waaronder de hard gebonden verzamelde werken van Simon Vestdijk (al zijn die nog niet te downloaden). We hebben nog wel romans van Vestdijk, maar De ziener zit daar niet meer bij. Onze bibliotheek heet sinds jaren mediatheek.
Als er complete bibliotheken verdwijnen is er meer ruimte om meesterwerken te herontdekken, sinds Stoner een hobby van uitgeverijen. Winkeldochters worden weer hot, geheide ramsjboeken opeens bestsellers. Schrijver Jan van Mersbergen vindt die recycling maar niks, aldus zijn blog: ‘Herontdekken is marketing. Herontdekken is uitgeven zonder redactie, het opkloppen van een stoffig kussen. Steek tijd en energie in de schrijvers van nu en laat de lezers zelf in hun boekenkasten pareltjes opduiken.’ Moet je natuurlijk nog wel een boekenkast hebben.
Deze kroniek verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 8 augustus 2015.
Schrijver en dichter Huub Beurskens maakte zich op Facebook boos om de lengte van de zomerrecensies in de Volkskrant: ‘een boek van 248 pagina's over de poëzie van Faverey wordt 'besproken' in 151 woorden en krijgt dan 3 van de 5 sterren. Een poëziebundel moet het stellen met 148 woorden.’ Dan doen wij het met gemiddeld 400 woorden per recensie nog niet zo slecht. In 1990 mocht recensent Gerrit Jan Zwier voor een recensie van Hoffman’s honger van Leon de Winter nog 1000 woorden gebruiken. In 1960 bespreekt Anne Wadman De ziener van Simon Vestdijk in deze krant in 2500 woorden. Het opmerkelijke is dat het internet, dat toch een vluchtig medium heet te zijn, die rol van de kritiek gaat overnemen. Daar zie je steeds meer longreads en uitgebreide recensies waarvoor op papier geen plek meer is.
Het CBS maakte bekend dat het boekenbezit van de gezamenlijke bibliotheken gedaald is tot het niveau van 1977: in 2013 bezaten de bibliotheken 24.837.000 boeken en in 1977 24.087.000. Begin jaren negentig zaten er nog 42 miljoen boeken in de totale collectie maar dankzij de bezuinigingen is het aantal bibliotheken verminderd. Nog even en het complete boekenbezit is binnen 25 jaar gehalveerd. In al die jaren zijn ook tienduizenden boeken gedigitaliseerd, kijk maar eens naar de rijke collectie op DBNL. Dat was een van de redenen waarom bij ons op de NHL Hogeschool containers vol boeken bij het oud papier zijn gesodemieterd, waaronder de hard gebonden verzamelde werken van Simon Vestdijk (al zijn die nog niet te downloaden). We hebben nog wel romans van Vestdijk, maar De ziener zit daar niet meer bij. Onze bibliotheek heet sinds jaren mediatheek.
Als er complete bibliotheken verdwijnen is er meer ruimte om meesterwerken te herontdekken, sinds Stoner een hobby van uitgeverijen. Winkeldochters worden weer hot, geheide ramsjboeken opeens bestsellers. Schrijver Jan van Mersbergen vindt die recycling maar niks, aldus zijn blog: ‘Herontdekken is marketing. Herontdekken is uitgeven zonder redactie, het opkloppen van een stoffig kussen. Steek tijd en energie in de schrijvers van nu en laat de lezers zelf in hun boekenkasten pareltjes opduiken.’ Moet je natuurlijk nog wel een boekenkast hebben.
Deze kroniek verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 8 augustus 2015.
woensdag 5 augustus 2015
zondag 2 augustus 2015
Kroniek Leeuwarder Courant: Komkommer
Komkommer
U kunt vanmiddag wel op de Nieuwestad kijken of er een boot vol schaars geklede homo's langsvaart, maar er is toch een grotere trefkans op de Amsterdamse grachten. Al heel lang bestaat het fenomeen van de Roze Zaterdag die elk jaar op een andere plek in het land gehouden wordt, maar sinds Gay Pride bestaat hoeft de Amsterdammer de stad niet meer uit om aan homo-emancipatie te doen. Ik zie een overeenkomst met Manuscripta dat ook niet meer in Amsterdam gehouden wordt en prompt beginnen Amsterdamse uitgevers een eigen feestje. Roze Zaterdag krijgt nauwelijks media-aandacht, de Gay Pride-vlootschouw wordt live uitgezonden.
Thomas de Veen, criticus en literair verslaggever van NRC Handelsblad mag in deze vakantieperiode een weekje de televisierubriek overnemen en schrijft over Cucumber, een serie over de problemen rond wat oudere Britse gays. 'Is dat interessant voor een heteroseksueel publiek, vraag je je aanvankelijk af,' schrijft De Veen. Alsof de doorsnee heteroserie alleen door hetero's bekeken kan worden. De Veen bedoelt het allemaal goed en vindt dat je er toch als hetero naar kunt kijken. Meestal gaat zo'n aanprijzing gepaard met de expliciete mededeling dat de schrijver zelf geen homo is. En jawel: 'Een homo-onderonsje? Prima, dacht ik – maar dus niet voor mij. [...] Maar dan is het mooi dat hetero’s dat ook eens te zien krijgen, in een goede serie op televisie.'
Samen met Doeke Sijens heb ik drie gay-soaps geschreven, kortweg de Tavenier-cyclus, en als we op leeskringavondjes werden uitgenodigd om te praten over de boeken dan kwamen steeds dezelfde vragen en opmerkingen van de goedwillende lezers. Altijd de opmerking dat ze zelf geen homo waren, maar er wel een kenden, meestal met de opmerking dat de persoon in kwestie ontzettend aardig was. Altijd de opmerking dat er iets te veel seks in zat. Altijd de opmerking dat het best leuk was om ook eens over dat soort mensen te lezen. Je moet natuurlijk niet zeuren, je mag als homo zeggen wat je wilt, je mag alle functies bekleden die je ambieert, je mag ook gewoon trouwen, maar uiteindelijk blijf je behoren tot 'dat soort' mensen.
U kunt vanmiddag wel op de Nieuwestad kijken of er een boot vol schaars geklede homo's langsvaart, maar er is toch een grotere trefkans op de Amsterdamse grachten. Al heel lang bestaat het fenomeen van de Roze Zaterdag die elk jaar op een andere plek in het land gehouden wordt, maar sinds Gay Pride bestaat hoeft de Amsterdammer de stad niet meer uit om aan homo-emancipatie te doen. Ik zie een overeenkomst met Manuscripta dat ook niet meer in Amsterdam gehouden wordt en prompt beginnen Amsterdamse uitgevers een eigen feestje. Roze Zaterdag krijgt nauwelijks media-aandacht, de Gay Pride-vlootschouw wordt live uitgezonden.
Thomas de Veen, criticus en literair verslaggever van NRC Handelsblad mag in deze vakantieperiode een weekje de televisierubriek overnemen en schrijft over Cucumber, een serie over de problemen rond wat oudere Britse gays. 'Is dat interessant voor een heteroseksueel publiek, vraag je je aanvankelijk af,' schrijft De Veen. Alsof de doorsnee heteroserie alleen door hetero's bekeken kan worden. De Veen bedoelt het allemaal goed en vindt dat je er toch als hetero naar kunt kijken. Meestal gaat zo'n aanprijzing gepaard met de expliciete mededeling dat de schrijver zelf geen homo is. En jawel: 'Een homo-onderonsje? Prima, dacht ik – maar dus niet voor mij. [...] Maar dan is het mooi dat hetero’s dat ook eens te zien krijgen, in een goede serie op televisie.'
@thomasdeveen @nrc Dat heb ik ook heel vaak bij heteroseries, dat ik denk: daar zouden niet alleen hetero's naar moeten kijken.
— coen peppelenbos (@coenpeppelenbos) 28 juli 2015
Samen met Doeke Sijens heb ik drie gay-soaps geschreven, kortweg de Tavenier-cyclus, en als we op leeskringavondjes werden uitgenodigd om te praten over de boeken dan kwamen steeds dezelfde vragen en opmerkingen van de goedwillende lezers. Altijd de opmerking dat ze zelf geen homo waren, maar er wel een kenden, meestal met de opmerking dat de persoon in kwestie ontzettend aardig was. Altijd de opmerking dat er iets te veel seks in zat. Altijd de opmerking dat het best leuk was om ook eens over dat soort mensen te lezen. Je moet natuurlijk niet zeuren, je mag als homo zeggen wat je wilt, je mag alle functies bekleden die je ambieert, je mag ook gewoon trouwen, maar uiteindelijk blijf je behoren tot 'dat soort' mensen.
Abonneren op:
Reacties (Atom)