hij hem

hij hem
Nu in de winkel

vrijdag 3 november 2006

Succesvolle lancering 100 mooiste Drentse, Friese en Groningse gedichten

Alleen maar bezig geweest met de lancering van de 100 mooiste Drentse, Friese en Groningse gedichten. Op woensdag stond er al een mooi groot stuk in de Volkskrant, op donderdag gevolgd door een mooi groot stuk in het Dagblad van het Noorden. Het is ook uniek: drie bloemlezingen in de drie noordelijke provincies die tegelijk uitkomen.
Donderdag begonnen we al vroeg (tien uur) in Assen. In het Atrium van RTV-Drenthe gaf samensteller Henk Nijkeuter het eerste exemplaar aan de criticus Ab Drijver. Natuurlijk was de Drentse tv aanwezig. Daarnaast mochten we twee keer aanschuiven in een radioprogramma. De meereizende dichters Arjan Hut (Friesland), Melle Hijlkema (Groningen) en Erik Harteveld (Drenthe) traden in het Atrium op en voor de radio.
De eerste keer werden Henk Nijkeuter en ik met een ‘loopmicrofoon’ weggerukt uit de presentatie en naar een studio geleid waar we middenin een radioprogramma terecht kwamen. Ik had direct zicht op het publiek (Vrouwen van Nu) dat hevig ontroerd reageerde toen Henk Nijkeuter het gedicht ‘Oes Mam’ voorlas van Erik Harteveld. Citaat van de uitzending: ‘Dit boek mag in geen enkele Drentse boekenkast ontbreken.’
Direct daarna belde de Wereldomroep voor een item in het avondprogramma. In een hoekje achteraf gaven Jan Glas en ik antwoord op de vragen over het hoe en waarom van deze nieuwe uitgaven.

Obe Postma is de pasta van de Friese literatuur
Met de autokaravaan gingen we voort naar Leeuwarden. Ook daar werden we ontvangen bij de regionale omroep, Omrop Fryslân. In een wat donker klein zaaltje traden de reisdichters opnieuw op en gaven samenstellers Babs Gezelle Meerburg en Jetske Bilker het eerste exemplaar aan Lourens Oldersma, directeur a.i. van Tresoar. Zijn dankwoord benadrukte wel heel erg dat de keuze van ‘de dames’ een persoonlijke was en hij gaf meteen als kritiek mee dat Obe Postma ontbrak. Daarna mocht Teake Oppewal een plestik tasje naar voren brengen zodat de directeur twee flessen Friese wijn met op het etiket een versje van Obe Postma kon overhandigen. Feestelijke bijeenkomsten en Friesland, het wordt nooit wat. Elke keer als er een mooi boek wordt gepresenteerd (zoals de bloemlezing Droom in blauwe regenjas) zijn er weer dichters kwaad die zich tekort gedaan voelen. Ook nu is er alweer een heftig rumoer ontstaan over het ontbreken van Obe Postma. Dat bleek vooral bij de nazit van de presentatie waar Oppewal voortdurend bleef roepen (‘met alle respect’) dat het toch niet kon dat Obe Postma was vergeten. We konden hem niet aan het verstand brengen dat de samenstellers de gedichten van (bijvoorbeeld) Cornelis van der Wal mooier vonden dan die van Obe Postma.
Hun opdracht was dan ook om niet een canonvolgende, veilige bloemlezing te maken, maar een canonvormende, uitdagende bloemlezing. Dat hebben ze gedaan en zo hoort het ook. Bloemlezers moeten hun eigen keuze maken, zonder rekening te houden met gevestigde reputaties en de reeds bestaande literatuurgeschiedenis. Een goede bloemlezing is een steen in de vijver.
Oppewal wilde het maar niet snappen. ‘Als je de 100 mooiste Engelse gedichten uitgeeft, dan vergeet je Shakespeare toch ook niet?’ De vergelijking ging een beetje mank, waarop hij het nog erger maakte door de zich luidkeels af te vragen ‘Als je een boek met de 100 lekkerste Italiaanse recepten maakt, dan vergeet je de pasta toch ook niet?’ (Hij heeft deze rare uitspraak zelfs nog herhaald, luister maar bij Farsk.)(Je moet wel heel goed kunnen luisteren). Vandaag schreef hij ook al meteen een polemisch bedoeld stukje waarin opnieuw zijn culinaire voorliefde naar voren komt (gevolgd door een wat eng einde).
Los van deze dissonant kregen we alleen maar positieve reacties op de uitgave. Na een korte rookpauze op het dakterras van het omroepgebouw werden we opnieuw live in een radio-uitzending ‘geprikt’ en gaven de drie meereizende dichters weer een staaltje van hun kunnen.

Twee deuntjes voor 1 cent
Na twee dozen boeken te hebben afgeleverd in de binnenstad van Leeuwarden, scheurden we terug naar Groningen waar om zeven uur een radioprogramma begon van Henk Scholte. Maar liefst een uur lang praatten de samenstellers Jan Glas en Jur Engels met de presentator, zong Jan zelfs een stukje (begeleid op de piano door Boelo Klat) evenals Erik Harteveld die zichzelf op gitaar begeleidde en betoverden Arjan Hut en Melle Hijlkema de luisteraars weer met hun gedichten. Ik geloof dat het de eerste keer is dat er in drie noordelijke provincies op één dag drie dichters aan het woord zijn gekomen in hun eigen taal.
Daarna was het tijd voor de laatste presentatie. Het leek wel een reünie, zoveel Groningse dichters bij elkaar: Henry Hes, Jan S. Niehoff, Nina Werkman, Tonko Ufkes en ga zo maar door. Om tien uur waren we klaar. Tijd voor een borrel.

Waar wij op hoopten, gebeurde op deze dag: tijdens de presentaties waren de aanwezige dichters in het publiek ook onder de indruk van dichters uit een ander taalgebied. Het is wel apart dat de provinciale grens ook vaak een poëticale grens is. Die hebben wij in ieder geval doorbroken. Het noorden en de rest van Nederland (want de gedichten zijn vertaald) is drie boeken rijker.

1 opmerking:

be0811hu zei

aan het water van de ijssel
die avond met een beker rode wijn
samen dronk ik met haar
terwijl het donker werd
en het landschap langzaam verdween
het water hoorbaar richting kampen stroomde
zelfs voorbij de stad
waar ik ooit 'n korte periode verbleef
tot het kouder werd
en de lege fles ook richting kampen dreef


opgewonden moeders met schorten voor
bleken in de zon gebleekte beenderen
op vernielde graven
opgeschoten kinderen schieten
weggeschoten vaders in velden
waar ze nu de weg vragen
mijn verwoeste tuin
waar ik mijn boeken heb begraven
zie ik alleen vanuit mijn raam
en het kleine meisje
waaraan ik niets kan vragen


nat aan de overkant
een schilderij van de voor mij onbekende
Kawalski of is het Kowolski
waar ik het doek van kocht
op een grijze donderdagochtend
of was het zaterdag
terwijl ik maandagavond
in bed de verlaten kruimels zocht
ik weet
hoe ik in zachte slaap
de dagen graag vergeet
alleen de markt niet
waar de knoflook
in ochtenduren goedkoper kan
dan waarvoor ik ooit een schilderij
van Kowolski of is
het toch Kawalski kocht


Nee, was het maar waar, niet uit Amsterdam. Ooit woonde ik een aantal maanden in de
Fokke Simonszstraat in het huis van een overleden tante, haar keukenkastjes
stonden vol met flessen vieux. Een walgelijk smakend drankje van Nederlandse oorsprong,
ook wel Hollandse Cognac genoemd. Volgens haar bovenbuurman die tot haar laatst levende
moment de boodschappen voor haar verzorgde, dronk zij een tot anderhalve fles
per dag met of zonder cola. Zij zat dan meestal achter de vitrage op een stoel uit de
late jaren dertig keek in haar spionnetje, zuchtte, sprak binnensmonds en wankelde in de avond
naar haar bed en viel dan ogenblikkelijk in slaap.
Regelmatig kwam ik bij haar op bezoek, bezoekjes meestal van korte duur, aanspreekbaar was zij niet meer.
Zwijgend zaten wij dan naast elkaar, zij met haar blik op het spiegeltje, ik op het verweerde behang.


Het lag er nog in het halfduister onder het afdak,
het zorgvuldig in verhuisdozen gestapelde brandhout, ongebruikt.
Blijkbaar geen romantische avondjes meer gehad,
mompelende hij en bewoog op de tast verder.
Zachtjes duwde hij de gebladderde wrakhouten deur open,
liep net niet struikelend de rommelige tuin in
en zag dat de deur van de schuur open stond.
In het huis waren de zachtgele gordijnen op een kier na dicht,
het licht was uit en van haar aanwezigheid was niets te merken.
Het deed hem denken aan vroeger, hoe zij onder de vensterbank ver weg van alles,
een glas thee zonder suiker onder handbereik,
de telefoon op in gesprek met een zaklantaarn een boek las.
Onbereikbaar was ze dan, alleen met haar boek en het schamele licht.
Wanneer en waar was het ook weer dat hij haar gesproken had,
in de hangmat of was het voor het stoplicht.
Het was maar voor even geweest,
amper hadden ze elkaar gesproken,
beleefdheden niet meer dan dat.
Bij het stoplicht, daar zal het geweest zijn, besloot hij.
Daar duurde het gesprek altijd maar even en soms kwam het er niet van,
een afstandelijke knikje was dan voldoende.
Het maakte hem niet uit, het deed er niet toe en mijmeren over het verleden paste hem niet.
Hij wilde van haar terug wat ooit gegeven was.

Mgr.,

Henri Butsma