Ons ridicule koloniale bijrolletje
Er zou nog één manuscript in de la liggen. Dat bleek al gauw
toen vorig jaar bekend werd dat de schrijver F. Springer was overleden. Sterker
nog, vlak voor zijn dood had Springer het manuscript nog van een voorwoord voorzien. In Met stille trom gaat dit voorwoord vergezeld van enkele foto's van
de diplomaat Springer in actie in Nieuw-Guinea. Hij schreef het boek in 1962 en
in 1963 lag het boek drukklaar voor uitgave bij uitgeverij A.A.M. Stols/J.-P.
Barth. Springer schrok zo van de drukproeven dat hij zijn debuut terugtrok , de
kosten voor zijn rekening nam en vergat. In 2011 ziet hij in dat hij een
vergissing had begaan.
Met stille trom
gaat over de dertiger Leen Dekker die controleur wordt in Zakar en een uitgestrekt
gebied onder zijn hoede krijgt waar rivaliserende stammen regelmatig oorlog
voeren. De weinige Nederlanders, waaronder een handjevol politiemannen en
enkele missiepaters en zendelingen proberen de vrede te bewaren en iets wat
lijkt op een westerse beschavingideaal over te brengen aan de oorspronkelijke
bewoners. De onderlinge machtsverhoudingen tussen de Nederlanders en enkele
romantische vewikkelingen spelen een rol.
In 1962 komt er naast deze ingrediënten voor een normale
koloniale roman nog iets bij: de dreigende ondergang van de Nederlandse macht
in Nieuw-Guinea. Nederlands-Indië was al onafhankelijk en vanuit de wereld wordt
in toenemende mate druk uitgeoefend om ook over dit gebied te onderhandelen met
Indonesië. In zoverre lijkt dit eerste boek van Springer op zijn laaste roman Quadriga die gaat over de laatste dagen
van de DDR. Mensen weten dat de ineenstorting van het systeem op handen is,
maar handelen alsof ze nog alle tijd van de wereld hebben.
Binnen deze roman is de Amerikaanse antropoloog Cabell de
symbolische criticaster van het bestuurssysteem van de Nederlanders. 'U
probeert een volk te beschaven. Ha! Dat volk moet juist tegen die beschaving
van u beschermd worden! Het is misdadig wat u doet!' De sympathie van Springer
ligt echter bij Dekker en de zijnen. Cabell komt er, ook fysiek, slecht vanaf.
Het naïeve idealisme wordt door de superieur van Dekker verwoord met zijn
retorische vraag: 'blijft het daarom toch niet onze plicht een oervolk op te
heffen uit zijn oertijd?' In 2011 spreekt Springer, ouder en wijzer, van 'ons
ridicule koloniale bijrolletje'.
Het is te betreuren dat Met stille trom niet in 1963 is uitgekomen. Het zou toen, heet van
de naald, een onthullende inkijk geven in de Nederlandse koloniale opvattingen.
De commotie die toen had kunnen ontstaan, blijft zo'n kleine vijftig jaar later
uit. Maar wie Max Havelaar, De stille kracht en Oeroeg heeft gelezen, kan niet om dit sluitstuk van onze koloniale
literatuur heen.
Coen Peppelenbos
F. Springer - Met
stille trom. Querido, Amsterdam. 236 blz. €19,95.
Verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 6 april 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten