zondag 15 juni 2014
Vaderdaggedicht
Het geluid van klompen
Ik liep in een onbekende bovenwoning
waarin ik thuis was. Er was niemand
binnen, buiten klonk lawaai.
In het huis bevond zich een tweede
huis waar je kon schuilen. Je opende
een deur en was elders.
Ik rook de geur van rode kool. Op tafel stond
appelmoes van Koeleman. Mijn moeder
wachtte op het geluid van zijn klompen
keek op de kapotte koekoeksklok
met zijn eenmanszang van halve taal.
Koek! koek! koek! koek! koek! koek!
Mijn broer zei dat onze scholen
waren afgebroken. Mijn zus
ging voor in een zelfgemaakt gebed
van louter klanken.
Toen ik omkeek verdween iedereen,
waren de buitenmuren weg. Het begon
te tochten, vocht trok op. Ik zocht
een deur naar een ander vertrek,
vond alles op slot. Vloekte, maar dat hielp niet.
Dit gedicht verscheen in het magazine Stad, nummer 2.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten