‘Er was ook niemand die lachte’
Op dichtavonden is hij altijd een opvallende verschijning: Nyk de Vries. Meestal neuzelen dichters hun poëzie van papier, maar als Nyk de Vries het podium betreedt, gebeurt er iets magisch. Hij staart in het publiek, maar lijkt niets te zien. Het publiek wordt wat onrustig en giechelig en dan begint De Vries zijn gedicht uit het hoofd voor te dragen, hoekig, gespannen en overgeconcentreerd zo op het oog. Ik heb wel eens meegemaakt dat hij die concentratie verloor omdat hij twee zinnen omgedraaid had. Dat mocht niet. Opnieuw beginnen. Het geeft het belang aan dat hij aan zijn eigen woorden hecht.
Motorman en 39 andere prozagedichten is de debuutbundel van Nyk de Vries die al eerder romans schreef en bekend is geworden als gitarist bij Meindert Talma & the Negroes. Ik zal nu niet stilstaan bij het fenomeen prozagedicht. Ik vind het altijd een wat lastig genre om te beoordelen. Bij De Vries zijn de prozagedichten nooit langer dan een bladzijde (zo’n honderd woorden), de tekst staat uitgelijnd – als een blok dus – op de pagina, de titels zijn kort (de langste titel luidt ‘Hard, eenzaam, naakt’).
In de kritieken die tot nu toe zijn verschenen is vooral het grappige van de prozagedichten benadrukt. En ja, soms schiet je in de lach door de onverwachte wendingen die je absurd zou kunnen noemen. De vergelijking met Daniil Charms is dan snel gemaakt. Ik moest vooral denken aan de ultrakorte verhalen van Armando die situaties uit het gewone leven plukt en er met een of twee zinnetjes een grondeloze tragiek aan kan koppelen. Bij De Vries overheerst het tragikomische. ‘Werkoverleg’ begint met de zin ‘We hadden werkoverleg en zoals gewoonlijk was het een hilarische toestand.’ Maar het prozagedicht eindigt met een huilende vrouw ‘Ze rilde en zei: “Ik ben gewoon helemaal verkeerd gepresenteerd.”’ Om zo’n eindzin kun je lachen alsof het de pointe is van een grap, maar tegelijkertijd is dit einde erg triest. Die dubbelheid kom je continu tegen. Mensen die hier alleen grappen in zien, lezen slecht. Op deze bladzijde staan vier voorbeelden uit de bundel. Het laatste gedicht ‘Familiehotel’ vind ik prachtig. Bij de laatste regel moet ik hardop lachen, maar dat komt vooral door het grote ongemak dat ik voel als ik de zinnen ervoor lees. De zin ‘Er was ook niemand die lachte, net als eerder in het golfslagbad’ is van een ongehoorde schoonheid en treurigheid.
Het lukt De Vries telkens om in honderd woorden een compleet verhaal te vertellen: de ik-figuur is ergens, wordt geconfronteerd met iets of iemand (vaak een intrigerende vrouw) en wordt gedwongen om iets te vinden of te denken. En elke keer voel je weer dat ongemak: moet ik lachen of juist niet. Poëzie die je dwingt tot ongemakkelijkheid: waar lees je zoiets nog?
Coen Peppelenbos
NYK DE VRIES: Motorman en 39 andere prozagedichten. Friese Pers Boekerij, Leeuwarden. 64 blz. €15,- (er is ook een Friese versie)
Verscheen eerder op Literair Nederland, 15 oktober 2007
1 opmerking:
Wat ik ervan lees in de paar voorbeeldverhalen die je presenteert, doet me denken aan Raymond Carver!
Mooi hoor.
Een reactie posten