Dr. Bril, Dr. Schedel, Dr. Snor en Dr. Golfslag
Een meisje van veertien moet als dienstertje zorgen voor vier heren die de verdwijning van een jongen moeten onderzoeken. Twee van de heren hebben een oogje laten vallen op dat meisje, Augustine, dat medeverantwoordelijk is voor de verdwijning. Tomas Lieske maakte met Een ijzersterke jeugd een broeierige, maar niet overtuigende novelle.
Het is onduidelijk waar het verhaal zich afspeelt. De uitgever spreekt van Midden-Europa. In het boek wordt gesproken over de Franse grens, maar veel meer dan dat er afgelegen bergdorpjes zijn kom je niet te weten. Ook de tijd is niet precies aangegeven. Er zijn gietijzeren bruggen en vrachtwagens, er zijn ‘moderne lampen’, maar verdere moderniteiten ontbreken. Een van de onderzoekers vertelt in zijn aantekeningen hoe hij bij ‘de partij’ is gekomen en over zijn afkeer van de joden die onder zijn huis wonen omdat ze teveel lawaai maken. Een fascistische partij zal het wel zijn, maar ook dat gegeven wordt niet nader uitgewerkt.
De aantekeningen van de onderzoeker worden afgewisseld met stukken uit het dagboek van Augustine die de heren bijnamen geeft: Dr. Bril, Dr. Schedel, Dr. Snor en Dr. Golfslag. Ze vertelt over de moeite die ze heeft om twee van de heren van het lijf te houden en over haar jeugd. Als jong meisje ging ze altijd samen met de andere kinderen naakt zwemmen bij het meer. Die idyllische wereld verandert als ze in de puberteit komt en met de grotere kinderen elders aan het water seksuele spelletjes speelt. Uiteindelijk loopt een van die spelletjes noodlottig af.
De vraag die meteen opkomt: waarom zou een veertienjarig meisje hierover een dagboekje bijhouden als ze in een huis dienstmeisje is voor vier mannen die de verdwijning juist onderzoeken? En kan een veertienjarig meisje zinnen schrijven als: ‘Op een van de dagen dat ik in mijn blote wereldje gelukkig was, een waternimf die de kleine kinderen voorging en bloemenslingers door het water trok, een Rijndochter die in deze onooglijke zijtak geschenken als insecten en padden uitwisselde, wees iemand naar mijn lichaam en riep dat ik tieten kreeg.’ Nogal ongeloofwaardig. En waarom zou een onderzoeker in zijn aantekeningen de bijnamen van het meisje overnemen? Hoewel de onderzoeker pas later de verhalen van Augustine in de handen krijgt, gebruikt hij al vanaf het begin die bijnamen. Dat kan niet. Of zijn aantekeningen moeten veel later geschreven zijn, maar dan kloppen er weer andere zaken niet. Een novelle die zoveel vragen oproept over de constructie, ontneemt je het zicht op de vertelling.
Coen Peppelenbos
TOMAS LIESKE: Een ijzersterke jeugd. Querido, Amsterdam, 128 blz. €14,95.
Eerder verschenen in de Leeuwarder Courant, 27 februari 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten