Dat rommelige geheugen van mij is niets waard. Als ik thuis zou zijn, dan zou ik de recensie van Marjoleine de Vos van die middag opzoeken, zodat ik erachter zou komen op welke dag het precies was, en met een beetje geluk ook welk muziekstuk er toen klonk.
Zo gebrekkig als mijn geheugen is, zo volmaakt was het zijne. Toen ik een paar jaar later in de organisatie zat van Winterschrift (de opvolger van Herfstschrift) had ik de taak om af en toe voor gastheer te spelen. De ster van Zeeman als journalist was inmiddels gerezen, zijn poëzieverleden lag achter hem en je kon hem altijd boeken als een betrouwbare interviewer. Ik geloof dat ik die avond niet meer heb gedaan dan hem een paar consumptiebonnen overhandigen en hem naar zijn plek in de schouwburg van Groningen begeleiden. Een jaar later was hij opnieuw te gast en was ik weer gastheer en tot mijn verrassing wist hij nog wie ik was. Ik had nog geen boek geschreven, niets in tijdschriften gepubliceerd, maar hij onthield ook de namen van de hulpjes op literaire festivals. Nog weer een paar jaar later kwam ik hem tegen in Rotterdam op ee dag voor literatuur en onderwijs. Hij kende Tzum, hij wist dat ik voor de Leeuwarder Courant schreef (waar hij ooit zijn loopbaan als journalist begon) en hij begon een gesprek dat veel interessanter was dan het forum waar ik die middag in zou zitten. Arjan Peters schreef vandaag in de Volkskrant in een mooi herdenkingsstuk: 'De selfmade intellectueel uit Marken, die zijn studie filosofie in Groningen niet voltooide, was als chef geen gemoedelijke pater familias. Zelfs telefoneren met hem was voor velen altijd een beetje examen doen.' Het lijkt of daar wat angst zit. Ik had eeder het omgekeerde idee: door over boeken en literatuur te praten, met een ongelooflijke eruditie, wist hij te vermijden dat het over personen en over gevoelens zou kunnen gaan. Dat grote lichaam met die ogen die om vriendschap vragen.
Illustratief voor die houding is het zeer ongemakkelijke interview dat Zeeman in 1998 heeft met Arthur Japin, die toen net zijn tweede verhalenbundel had uitgebracht. Het interview wordt hem te persoonlijk. Japin kon zich niet meer verbergen achter de literatuur en Zeeman schrok van wat hij aantrof. Het interview eindigt aldus:
'En al pratend en zoekend kwam het ineens aan het licht. De schrijver vertelde over zijn sympathie voor Kwasi, een van de twee Afrikaanse prinsen in zijn boek. Ja, hij had hem herkend in de pesterijen en de agressie die hij als kind had ondergaan. Hij meende hem daardoor wat beter te begrijpen. De interviewer schrok en vatte krachtig een ander onderwerp aan. Want de wijze waarop de schrijver het vertelde was te bloot, te naakt.
Het was alsof hij geen huid had. Zijn maskers droeg hij niet uit keuze, maar uit noodzaak. Ze waren zijn verband.'
Drie weken geleden hoorde ik voor het eerst het gerucht dat Zeeman met een hersentumor in een ziekenhuis in Wenen op sterven lag. Dat leek me zo gruwelijk alleen toe. Je hoopt van geruchten dat ze niet waar zijn. Gisteren vertelde Ronald Giphart hetzelfde gerucht in de strandbibliotheek van Kijkduin. In maart 2003 vertelde ik aan Giphart (die toen het boekenweekgeschenk had geschreven) op het podium in Leeuwarden dat C.O. Jellema op sterven lag. Die avond overleed de Groningse dichter aan ee hersentumor. Gisteravond overleed Michaël Zeeman op vijftigjarige leeftijd aan dezelfde ziekte. Niet meer in Wenen, maar in Rotterdam, in aanwezigheid van zijn vrouw staat in de Volkskrant.
7 opmerkingen:
Mooi persoonlijk verhaal, Coen!
Tijdens een van die Winterschriften (1990) kwam Zeeman te laat. Dat speet hem zichtbaar. Hij had een goed excuus: 'we hebben vandaag KL Poll begraven'. Dat was de eerste keer dat ik iemand die uitdrukking zo hoorde gebruiken.
Inderdaad, goed stukkie, Coen. Ik kocht in 2000-zoveel zijn verhalenbundel De verduistering bij Athena's Boekhandel, toen Zeeman daar een dag boekverkoper was. Druk was het er niet. Hij signeerde met een zwarte streep door zijn gedrukte naam op de titelpagina, daaronder schreef hij in een minuscuul doch leesbaar lettertje 'Michaël Zeeman'. Ik was nogal onder de indruk, vooral van zijn postuur, al stonden zijn voeten wat naar binnen. Van de verhalen herinner ik me niks, behalve dat ze vilein waren, à la Hermans.
Ik hoorde ongeveer een maand geleden uit zeer betrouwbare bron dat, hij opgegeven was. Dit nieuws trof me erg, maar ik vond het ook onaangenaam om het te weten, want je gaat dan onbewust toch wachten op iemands dood. Gek is dat. Daarnaast ga je nadenken over het moment dat het zover is en of hij (net als bij Bril en Vinkenoog) veel aandacht zal krijgen. Gelukkig is dat zo.
De reportage in NOVA was vanavond in een vloek en een zucht in elkaar gedraaid: een willekeurige montage van oude fragmenten spatte werkelijk van het scherm (ironieteken). Er zal wel iemand in de redactie zitten die nog een boek van Zeeman terug moet krijgen. Matig.
Inderdaad een zeer droevige Nova-uitzending. Ik was er speciaal voor gaan zitten, vooral benieuwd naar wat anderen over hem zouden zeggen...maar nee, het leek in elkaar gedraaid door een vakantiekracht...
Het stuk van Arjan Peters in de Volkskrant was daarentegen prachtig. Is ook vast al geschreven voor zijn overlijden...raar lijkt me dat maar wel de realiteit...
Een reactie posten