Halfverrotte drollen
Het laatste Geheim Dagboek van Hans Warren is uit. Chronologisch volgt er nog een deel op, maar dat is al eerder uitgegeven, zodat de jaren 1998 tot en met 2000 de laatste jaren zijn die we tot ons kunnen nemen. Als je de balans opmaakt van de hele reeks dan kun je toch met een gerust hart stellen dat de eerste tientallen jaren het interessants waren: de worsteling met zijn homoseksualiteit, het ontluikende dichterschap. Dat waren ook de twee zaken die me het meest interesseerden. En natuurlijk kan ik ook erg genieten van allerlei literair geroddel.
De laatste delen van het Geheim Dagboek zijn echter een crime om door te komen. Jaar in, jaar uit lees je over de autotochtjes met vriend Mario naar dit museum, naar die veiling of naar deze tentoonstelling. Daarna gaan de mannen meestal eten, waarna nog een mededeling komt hoe het eten gevallen is: slecht geslapen, overgeven of ongemak op de wc.
Terwijl hij het liefst in zijn huisje dat propvol kunstschatten staat, zou willen blijven, neemt Mario hem maar steeds weer, tegen zijn wil, op sleeptouw.
Als je de dagboeken leest, dan moet je wel concluderen dat die Mario Molengraaf wel een heel onhebbelijk mens is. Als Warren valt, dan begint hij te tieren, als Warren thuis wil blijven, wil zijn vriend toeren; het dagboek heeft het continu over de ruzies. Meestal staat er vlak daarna wel een opmerking dat hij nog steeds van Mario houdt, maar helemaal van harte lijkt het niet te zijn. Dat maakt het voor Molengraaf weer extra moeilijk om deze passages te redigeren. We lezen steeds hetzelfde en een paar ruzies zouden er wel uit kunnen, maar als de editeur dat zou doen dan zou het lijken of hij zijn eigen straatje aan schoonvegen was. Molengraaf heeft, voor zover ik kan zien, alle nare passages over hem (en zijn ouders) laten staan. Dat valt erg in hem te prijzen.
Het laatste dagboek is nogal ontluisterend. We zien Hans Warren die aan het aftakelen is en dat van zichzelf door heeft. Hij valt kwijlend boven zijn werk in slaap, praat slecht, vergeet dingen, laat scheten en haalt vaak de wc niet op tijd. De wc is een belangrijke kamer voor de oudere Warren. De notities over de stoelgang zijn niet te tellen en niets wordt de lezer bespaard: ‘Nog steeds niet kunnen poepen, hoewel ik erg móet. Ik voel de harde drol in m’n anus met mijn vingertoppen. Maar hoe ik ook knijp, er komen hooguit wat kruimels.’ Gelukkig neemt de dichter twee dagen later maatregelen: ‘Het laxeermiddel werkte blijkbaar, eindelijk kwam er een massa naar buiten, ongelooflijk grote en harde hompen. Het deed pijn, maar wat een opluchting. Opeens, in de oosterse kamer, scheet ik in m’n broek, en niet zo’n klein beetje. De blubber langs m’n been. Eenmaal op de pot volgde een reeks ontploffingen en ontladingen, ook met halfverrotte drollen erin.’
Dat krijg je als je het Geheim Dagboek helemaal leest: niet alleen de hoogtijdagen, ook de neergang met alle onsmakelijke details die erbij horen. Het was een intrigerende reeks, maar ik ben wel blij dat het hele project nu voorbij is.
Coen Peppelenbos
HANS WARREN: Geheim Dagboek 1998-2000. Bert Bakker, Amsterdam, 380 blz.
Verschijnt ook op Literair Nederland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten