Het heeft iets obsceens om met een digitale fotocamera rond te lopen door de resten van concentratiekamp Buchenwald. Je kunt je daarna altijd druk maken over andere mensen. Mensen die hun flitser gebruiken om de ovens er goed belicht op te krijgen. Of die Nederlandse jongen die languit achterover ligt te bellen bij het desinfecteergebouw.
‘Wat zeg je? Ik heb hier een hele slechte ontvangst!’
‘Ja, ik lig hier in Buchenwald. Hoe is het weer bij jullie?’
Daarna had hij het over een barbecue.
In een houten barak in de linkeruithoek van het terrein stond nog een (opnieuw uit oud materiaal opgebouwde) barak. Er fladderde een koolmees tegen het raam. Het was onduidelijk of die daar weg kon komen of niet.
De gedenksteen voor homoseksuelen zat onder blauw plastic. Het was een beetje onduidelijk waarom dat was.
Bij het informatiecentrum in de buurt opmerkelijk veel jonge katjes. We kwamen twee jonkies tegen onder een barak en later een zwart katje dat tegen iedereen heel aanhankelijk deed.
Na Buchenwald zijn we een kilometerslange tocht dwars door het woud begonnen, met gladde stukjes, steile trappetjes naar boven en beneden en uiteindelijk na een uur lopen het uitzicht op slot Ettersburg.
Een literaire plek, want behalve Goethe die daar natuurlijk ook kwam, speelt op het slot een klein deel van de roman De zwarte met het witte hart van Arthur Japin. Prinses Sophie heeft daar zelfs een bank speciaal laten neerzetten ter ere van prins Kwasi. Alleen konden Corrie en ik die bank niet goed vinden. Er stond een houten bank die aan de beschrijving voldeed voor het slot en er stond een bankje achter het slot. Corrie heeft dus maar een foto gemaakt van ondergetekende op beide bankjes met de ECI-uitgave van het boek.
(Kreeg net een mailtje van Arthur: het is bankje 1)
2 opmerkingen:
Tja, bellende toeristen ... je komt ze op de gekste plaatsen tegen.
Wat een aangrijpende foto van dat koolmeesje!
Leuk om je verslag van je reis te lezen.
Barbecue, heel toepaselijk, want zo rook het indertijd ook in Buchenwald en de andere concentratiekampen door de continu werkende crematoria. Toen omstreeks 1970 de barbecue-mode opkwam werden oud-gevangenen dus 's zomers constant met hun neus op het verleden gedrukt.
Een reactie posten