Woorden die liegen
John Patterson en Martin Bromley zijn 'zoogbroers'. Als de moeder van John twee dagen na de geboorte van haar zoon sterft, krijgt hij de melk van mevrouw Bromley die net haar zoon Matthew heeft verloren. Zijn hele leven blijft mevrouw Bromley zijn surrogaatmoeder. Martin wordt zijn beste vriend. Daar komt verandering in als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt en de vrienden het oneens zijn over deelname aan die oorlog. Martin is nog minderjarig, maar ziet een prachtige carrière als soldaat voor zich; John is meerderjarig, maar wil studeren.
Stefan Brijs heeft na zijn succesvolle roman De engelenmaker een roman over de 'Grote Oorlog' geschreven, nadat zijn landgenoot Erwin Mortier dat eerder had gedaan in Godenslaap en in ons land Rindert Kromhout met Soldaten huilen niet. Maar in tegenstelling tot zijn collega's en in contrast met zijn vorige roman, die naar een grotesk einde denderde, is Post voor mevrouw Bromley veel vlakker. Zowel in gebeurtenissen als in taal.
John is de verteller in het verhaal. Hij probeert zo lang mogelijk te ontkomen aan de ronselaars van het leger. Terwijl Martin dankzij een list al vertrokken is, volgt hij colleges in een steeds leger wordende universitaire omgeving. Op straat wordt hij uitgescholden omdat hij als lafaard achterblijft. Ook Mary, het meisje uit de familie Bromley op wie hij verliefd is, vernedert hem op straat. Pas na een bomaanval en een brand in hun woning, waarbij zijn vader omkomt, meldt hij zich aan. Als wees heeft hij niets meer te verliezen. De rest van het boek over loopgraven, kameraadschap en gekte kennen we uit de wereldliteratuur: van Erich Maria Remarque tot Pat Barker. Je vraagt je af waarom Brijs gekozen heeft voor een gewone jongen uit een doorsnee wijk in Londen en niet voor een Vlaamse invalshoek.
Ook de taal in het boek wil maar niet vlammmen. Dat blijkt vooral in nogal voor de hand liggende vergelijkingen. Een maand gaat voorbij 'als een schip aan de horizon', John voelt zich 'als een muis in de klauwen van een kat' of staat te rillen 'als een jong veulen', maar druipt een paar bladzijden verder af 'als een krolse kater die een emmer water over zich heen had gekregen'.
Sterker is het portret dat John van zijn vader geeft, een postbode die na het verlies van zijn vrouw van zijn huis een monument heeft gemaakt, opgetrokken uit een enorme collectie boeken. Boeken die zij kende van het milieu waaruit ze kwam, maar waaruit ze verstoten werd toen ze verliefd werd op de postbode. Dat beeld van die muren van cultuur die uiteindelijk toch niet stand houden in een oorlog tillen de roman op een iets hoger niveau. Als John in het leger brieven naar mevrouw Bromley schrijft, beschrijven de woorden een eigen werkelijkheid. De waarheid over de dood van haar zoon zou alle hoop kapotmaken: in fictie overleven mensen. Maar alleen in leugenachtige fictie. In wezen is Post voor mevrouw Bromley een boek over de kracht en de onmacht van taal.
Coen Peppelenbos
Stefan Brijs - Post voor mevrouw Bromley. Atlas, Amsterdam. 512 blz. €19,95.
Verscheen eerder op 14 oktober 2011 in de Leeuwarder Courant.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten