Op de tandem naar Den Haag
Coen Peppelenbos wil gelezen worden. Kennelijk was hij er niet gerust op dat dit spontaan of in voldoende mate zou gebeuren, dus gaf hij 25 exemplaren van zijn nieuwste roman De valkunstenaar weg.
Het boek gaat over de bijna zeventienjarige hoogbegaafde Bas Jan die met zijn elfjarige bijdehante zusje Sasja op een tandem van hun woonplaats Oud-Heeten naar de stad Den Haag fietst. Op de aan de tandem vastgelaste melkkar zit hun dementerende, pijprokende vader in zijn rolstoel met hond Leo aan zijn voeten. ‘Leo betekent leeuw’, herhaalt vader te pas en - vaker - te onpas.
Uit de herinneringen die ik-verteller Bas Jan voor en tijdens de driedaagse reis ophaalt, wordt stukje bij beetje de geschiedenis van dit bijzondere gezin duidelijk. Vader is een beroemde goochelaar geweest, zijn dertig jaar jongere assistente werd de moeder van zijn kinderen. Het is een zakelijke deal en van moederliefde is geen sprake. Moeder verdwijnt dan ook snel van het toneel en uit het leven van Bas Jan en zijn zusje. Haar vertrek is aanleiding tot pesterijen: ‘Hij zit zonder moe-der; hij zit zonder moe-der.’. Als Bas Jan per ongeluk tegen een deur aanloopt, ontdekt hij zijn talent voor vallen en met het tonen van zijn valkunsten beëindigt hij het pesten. Inmiddels heeft hij zijn talent dusdanig ontwikkeld dat hij auditie mag doen bij de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag.
Daarnaast hoopt Bas Jan dat het geheugen van zijn vader beter gaat werken in Den Haag, de stad van zijn jeugd. Als zijn vader meer heldere dagen krijgt, stopt hij misschien met zijn verzoek om hulp. Vader wil namelijk absoluut niet naar een tehuis, maar wil ‘geholpen’ worden met pilletjes. Bas Jan kijkt echter weg, negeert de hulpvraag, houdt zichzelf en zijn vader voor dat het te vroeg is.
De personages worden goed neergezet en komen sympathiek over, maar toch blijft er enige afstand. Ik-verteller Bas Jan laat soms te weinig van zichzelf zien om dicht(er)bij te komen. Hij vertelt bijvoorbeeld wel over zijn uiteenlopende seksuele ervaringen, maar zijn gevoelens blijven onuitgesproken: hij ondergaat de vrijpartijen met enige verbazing en dat is het. Als hij over zijn moeder vertelt, en haar vele minnaars, concludeert hij dat hij nooit een moeder heeft gehad: ‘ook toen ze er was, zat ik zonder moeder.’ Geen verwijten, woede of wraakzucht. Dit (schijnbare) gebrek aan emoties strookt niet met zijn zorgen over zijn vader en zusje. Ontroerend zijn de pogingen van Bas Jan om de doodswens van zijn vader te keren, ook al weet hij diep van binnen dat de kans op verbetering niet groot is.
Het verhaal is licht absurdistisch en beslist vermakelijk. De soms hilarische belevenissen en herinneringen volgen elkaar vlot op en worden ons door Bas Jan nuchter en soms droogkomisch verteld: ‘Ik ben blij dat ze [zijn moeder, DvK] zo voorzichtig is geweest, anders was ik nu een Surinamer geweest.’ Hier en daar komt hij filosofisch uit de hoek (‘vliegen is uitgesteld vallen’), gebruikt hij pakkende beeldspraak (het ‘stuift’ in vaders hoofd’) en hij kent zijn klassiekers: ‘natuur is voor tevredenen’.
Als kers op de taart wordt het verhaal afgesloten met de onthulling van een familiegeheim en een onverwachte daad van Sasja.
De valkunstenaar is duidelijk met plezier en aandacht geschreven. Het is een onderhoudend verhaal geworden dat garant staat voor een paar uur leesplezier. Peppelenbos hoeft zich dus geen zorgen te maken: hij zal gelezen worden.
Dolinde van Kol
Geen opmerkingen:
Een reactie posten