Manuela en ik besloten vorige week om iets cultureels te gaan doen. We begaven ons op weg naar een lezing in boekhandel 'Catullus'. Een gevierde dame zou voorlezen uit haar boek.
We waren te laat. Zij gelukkig ook en we geneerden ons een beetje toen we haar en een lange dichter met een sikje voor lieten gaan, de kleine boekhandel in.
Ze zag er prachtig uit. Lange rode krulharen tot op haar heupen. Ze was gehuld in een gebloemd pakje en droeg gouden muiltjes. Manuela en ik bekeken haar schuchter, maar ik was teleurgesteld toen ik zag dat er een vieze pleister aan een van haar schoentjes hing.
Nou, dat is duidelijk, lijkt me. Boekhandel Catullus moet Athena's boekhandel zijn. Na afloop van de lezing gaan de vrouwen de stad in om de door hen bewonderde schrijfster te vinden in één van de kroegen. Ze komen uiteindelijk terecht in De Sleutel waar ze alle mannen het hoofd op hol brengen. Ondanks de aanwezigheid van de schrijfster besluiten ze weer weg te gaan.
Wij liepen richting uitgang en durfden niet te kijken naar de schrijfster en de dichter aan het tafeltje waar wij onvermijdelijk langs moesten. Ik zag dat hij naar ons keek toen we de buitendeur openden. Eenmaal op straat haalden we opgelucht adem en liepen het plantsoen uit.
'Stop, stop, dames,' klonk een hijgerige, bekakte stem. 'Waar gaan jullie naartoe?'
De dichter met het sikje op een opoe-fiets.
'Eh, wij zijn op weg naar huis,' loog ik. Manuela zei niets.
Hij droop teleurgesteld af. We keken hem nog na en zagen dat hij z'n fiets tegen een muur parkeerde en hij als een trekpop met vreemde sprongen de hoerenbuurt inging. We moesten zo lachen dat Manuela daadoor bijna in de gracht belandde.
Maar al snel zit de dichter al weer achter de vrouwen aan. Hij gaat zelfs met ze mee een kroeg in. Daar schiet een vriend de dames te hulp:
(...) en voor ik er erg in had, sloeg hij de dichter op z'n gezicht. Die viel achterover op het biljart en toen hij eenmaal goed en wel weer stond zag ik dat het bloed uit z'n neus liep.
Maar dat weerhoudt de dichter er niet van de dames te blijven achtervolgen als ze de kroeg weer verlaten.
Wij renden vrolijk verder maar raakten hem niet kwijt. Eenmaal op het marktplein aangekomen kon hij het niet meer volhouden. We hoorden een klap achter ons en daar lag hij. De dichter onder zijn fiets.
Het was zo'n treurig gezicht. Zo, zo triest.
Ik tilde de fiets van hem af, zette hem rechtop en klopte z'n jasje af. Met z'n drieën liepen we verder.
'Waar moet u naartoe?' vroeg Manuela. Hij kon niet meer praten, zo dronken was hij, en wees een straat in. We hezen hem op de grote, hoge fiets en gaven hem een zetje. Een duw eigenlijk. Daar ging hij, slingerend en wel.
De huiskamervraag is duidelijk: met welke dichter (en schrijfster) hebben we hier te maken? De tweede vraag is: zal dit bericht morgen ook voorop het Dagblad van het Noorden prijken? Ik denk het wel, want Ingrid de Jonge die gisteren nog de onthulling had dat Arjen Boswijk ooit een daghap aan Gerard Reve serveerde, had vandaag nog een vierklomsbreed artikel voorop de krant over de stokoude hond Sascha ('Een krasse oude dame van 21'). Morgen dus de dronken dichter op de voorpagina!
1 opmerking:
Jan Pieter Rawie.
Een reactie posten