hij hem

hij hem
Nu in de winkel

zondag 28 september 2008

NHL: Ted van Lieshout

Ik ben een ouderwetse docent. Het liefst praat ik een college vol. Als ik studenten in groepjes aan het werk zet, heb ik altijd het idee dat ik ze niet helemaal waar voor hun geld geef.
Afgelopen dinsdag probeerde ik het weer: studenten in groepjes. Ik had twee bladzijden gekopieerd uit Multiple noise van Ted van Lieshout. De bladzijde waarop het gedicht 'Merel' staat en het gedicht 'Zijn' en enkele schetsmatige tekeningen die verdergaan op de volgende bladzijde. Bij Van Lieshout horen gedichten en tekeningen vaak bij elkaar en zeker in deze bundel waarin hij allerlei illustratietechnieken uitprobeert. Eigenlijk horen de twee bladzijden die erop volgen er ook nog bij, maar omdat de NHL zoveel moet bezuinigen, heb ik die maar niet mee gekopieerd. Scheelt weer een paar euro.
De opdracht was vrij simpel: bedenk enkele inhoudelijke vragen over deze gedichten. Dus geen opdrachten in de trant van: maak een leuke tekening of schrijf zelf een gedicht, maar inhoudelijke vragen. Is dat mogelijk? Ook met de onderliggende vraag: zou dat kunnen of moeten in de onderbouw?
Het viel me op dat de studenten (volwassenen, sommigen staan al jaren voor de klas) zelf nog redelijk veel moeite hadden met de gedichten. Toen ik later vroeg voor welk niveau deze gedichten geschikt waren zeiden sommigen: 'De bovenbouw.' Het gesprek in de groepjes ging dus vooral over de inhoud van de gedichten met soms vrij heftige interpretaties. Alleen dat al was een pluspunt van de avond.
En nu komen de vragen van mijn groepjes (in de hoop dat ik ze goed heb opgeschreven) achter elkaar (met wat dubbeling dus). Die hebben we al besproken bij de klassikale bespreking, maar ik geef ze hieronder weer zonder commentaar. Wat zou Ted van Lieshout er zelf van vinden?

1 In de gedichten komen verschillende tegenstellingen voor. Noem er een paar.
2 Schrijf woorden op die weergeven wat het gedicht bij je oproept.
3 Wat vind je de mooiste zin? Waarom?
4 Wat denk je dat de dichter bedoelt met regel 2 ('al is in de vensterbank alles dood.')
5 Wie is de hoofdpersoon? De merel of de ik?
6 Kun je een wens van de schrijver uit dit gedicht halen? Waar denk je aan?
7 Waarom is de schrijver onder de indruk van de vogel?
8 Welke eigenschappen wordt de merel toegedicht?
9 Wat uit het gedicht zie je terug in de tekeningen?
10 Licht de titel toe van dit gedicht ('Zijn').
11 Heeft dit gedicht dezelfde hoofdpersoon als het gedicht 'Merel'?
12 Waar gaat dit gedicht volgens jou over?
13 Noem de overeenkomsten tussen de twee gedichten.
14 Welke functie heeft het brood in deze gedichten?
15 Hoe denkt de ik-persoon over zichzelf en waar baseer je dat op?
16 De gedichten horen bij elkaar. Waar zie je dat aan?
17 Welke drie tekeningen horen bij dingen in het gedicht?
18 Begrijp je dat iemand 'honger' heeft? Welke betekenis kan dat ook hebben?
19 Aan welk sprookje doet dit gedicht je denken?

7 opmerkingen:

Nick ter Wal zei

Wat denk je dat de dichter bedoelt... Verboden vraag!

Anoniem zei

Bestaat niet, een verboden vraag. Alleen moet je deze vraag niet aan de dichter zelf stellen, want die schreef al wat hij bedoelde. Maar het antwoord van een ander kan verrassend zijn.

Anoniem zei

Een tijdje geleden heb ik bij de dichtclub ontdekt dat je nooit moet vragen wat de dichter bedoelt. Dat kan tot grote teleurstellingen leiden. Hele gedichten donderen zomaar van hun voetstuk.

coen zei

@ alledrie: Meestal wordt dat ook anders bedoeld. Anders geformuleerd: wat betekent volgens jou regel...? (Ik heb overigens dezelfde kritiek gegeven.)

Anoniem zei

Ik vind het leuk dat mijn gedichten aan de orde zijn geweest bij deze studenten!
De vraag wat de dichter heeft bedoeld kan maar op één manier beantwoord worden, volgens mij: de dichter bedoelde wat er stáát, want anders had hij wel wat anders geschreven.
Er zitten verrassende vragen bij, maar het lijkt me wel een beetje frustrerend dat je tot op zekere hoogte naar de antwoorden moet gissen. Je kunt moeilijk elke keer aan de dichter gaan vragen of het antwoord klopt. Je zult, denk ik, een mogelijkheid moeten vinden om zélf met (bevredigende) antwoorden te komen.
Waar ik zelf als tiener een hekel aan had was als ik antwoord gaf op een vraag en de docent zei dan dat mijn antwoord fout was, omdat hij alleen zijn éígen antwoord goed rekende. Maar de docent had het natuurlijk óók niet aan de dichter gevraagd!
Volgens mij is het belangrijk lezers naar hun eigen gevoel bij een gedicht te vragen. Als je "gedwongen" wordt om je eigen beleving te formuleren, kom je een stuk verder dan: ik vind er weinig aan.

coen zei

@ Ted: dank voor je reactie. Je hebt helemaal gelijk dat een odcent niet zijn antwoorden als de pasklare antwoorden moet zien. Vorige week bleek bij de behandeling van de les dat er een paar regels op twee manieren geïnterpreteerd konden worden. Dat laat ik, als docent, gewoon toe. Maar je moet af en toe ook kunnen zeggen (en beargumenteren) waarom een bepaalde interpretatie niet kan. Het moet ook weer niet te vrijblijvend worden.
Ik had de indruk (maar dat kan fout zijn) dat mijn studenten het wel eens prettig vonden om lang(er) bij een gedicht stil te staan en inhoudelijk bezig te zijn.

Julianne zei

@Coen: Klopt, was een interessante en leerzame les. Jou indruk is juist.