De zaal zat half vol bij de discussie vanmiddag over het engagement in de literatuur. Aanleiding was het boek van Thomas Vaessens De revanche van de roman. Een debat tussen Bas Heijne, Stine Jensen en Thomas Vaessens onder leiding van Kees 't Hart die er zelf ook lustig op los discussieerde. Hij begon al meteen met de stelling dat er wel degelijk een kwaliteitsonderscheid te maken is in de literatuur. Het gesprek ging dus een tijdje over de vraag of je aan kunt geven of er een kwaliteitsoordeel mogelijk was. Daarna ging het over het engagement dat aanwezig zou moeten zijn in de literatuur. Kees 't Hart had het boek van Vaessens vooral prescriptief gelezen: zo zouden schrijvers moeten schrijven en tegen zo'n gebod stelde hij zich teweer.
Bas Heijne zette steeds de discussie op scherp door zijn snelle en scherpe analyses en licht villeine aanvallen waardoor Jensen en Vaessens ook geprikkeld werden tot kleine aanvallen terug. Jensen had vooral een punt toen zij opmerkte dat er aan tafel alleen vrouwen werden genoemd als voorbeelden van schrijvers van slechte literaire werken.
Bas Heijne was blij met het verdwijnen uit de kranten van de grote, machtige critici van twee decennia geleden die elke nieuwe roman van Willem Brakman een meesterwerk noemden. Daarnaast stelde hij dat er in het verleden ook al veel geëngageerde romans waren verschenen. Als goed voorbeeld noemde hij de roman De Stille Kracht van Louis Couperus die het einde van het koloniale tijdperk al aankondigde.
Jensen gaf een voorbeeld van een (mannelijke) auteur aan die boeken schrijft waarin werkelijk niets gebeurt en het alleen maar gaat over vorm: Arie Storm. Dat soort literatuur lijkt nu toch wel achterhaald te zijn. Ik vroeg me af of ze wist dat Storm ooit een fanclub had opgericht voor Kees 't Hart.
Heijne en Jensen leken elkaar gevonden te hebben in de opvatting dat een schrijver ook wat te melden moest hebben.
Kees 't Hart: 'Primo Levi kan wel schrijven.'
Bas Heijne: 'Maar hij heeft ook wel wat meegemaakt.'
Het meest onuitgesproken was Thomas Vaessens zelf. Aan de ene kant zei hij dat je je niet druk moest maken over de vraag of Heleen van Royen tot de literatuur behoorde, en dat hij zich zelfs kon voorstellen dat er iemand met serieus onderzoeksvoorstel zou kunnen komen over haar werk, maar aan de andere kant liet hij ook doorschemeren dat hij daar niet op zat te wachten. Als je echt stelling wilt nemen, dan zou je zo'n onderzoek moeten toejuichen.
Op het einde van de discussie leek Vaessens te pleiten voor leraren met meer literaire bagage, leraren die met passie een klas in vervoering konden brengen. Dat leek een pleidooi te zijn voor de terugkeer van poortwachters in de literatuur, het soort mensen dat, volgens zijn studie, zo'n beetje verdwenen is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten